Het waarom van een goede doelstelling
Zoals aan de houding van een wandelaar vrijwel onmiddellijk is te herkennen of hij zich bewust is van het doel van zijn tocht, zo is in de koorwereld voor een ingewijde bij een repetitiebezoek meteen te proeven of door het koor een bepaald doel wordt nagestreefd. Een goede doelstelling geeft richting en plaatst alles wat gebeurt in en om de repetities en optredens in die lijn naar het doel. Doelloos ronddwalen in de muziek, kan men zich permitteren indien het er niet “op aan komt”. In het bijzonder voor een kinderkoor is deze doelloosheid ongewenst. Kinderen leren de wereld van de volwassene kennen door middel van het omgaan met die wereld en het voorbeeld van de volwassene te volgen. Voor het kind is dat ook zo in de kinderkoorwereld, die natuurlijk door de volwassene wordt bepaald. Ondoelmatigheid en doelloosheid worden dan tot opvoedingsmodellen, ook al gebeurt dit vaak onbewust.
Er is nog een reden aan te voeren om het nastreven van een doelstelling te overwegen. Vrijblijvendheid werkt op een aantal kinderen averechts. Het gezellig bijeen zijn om te zingen als tijdverdrijf, staat met name de wat meer getalenteerde en karaktervolle kinderen vrij snel tegen. De natuurlijke drang om zich te ontwikkelen is bij veel kinderen al vroeg aanwezig. Het ontbreken van een goede doelstelling zou dan een ontwikkelingsproces juist kunnen afremmen, en dat kan toch niet de bedoeling zijn van de opvoeder.
Het kiezen van een doelstelling is een van de belangrijkste zaken bij het oprichten van een kinderkoor. Het maakt het mogelijk om in goed overleg lijnen uit te zetten die tot dat doel kunnen leiden; het schept duidelijkheid naar betrokkenen: ouders, kinderen, dirigent en bestuurders. Het geeft een handvat om beleid te maken en te toetsen, zowel muzikaal als organisatorisch. Een goede doelstelling kan een instrument zijn om helpers in de periferie van het koor enthousiast te maken en te houden. Een goede doelstelling kiezen is een verzekering afsluiten op de continuïteit van een initiatief.
Mogelijke doelstellingen
- Bij de afweging welke doelstelling je kiest voor een kinderkoor, kunnen verschillende factoren een rol spelen. Gaat het om de kinderen? Gaat het om economisch winstbejag? Gaat het om een leemte te vullen in een bepaalde uitvoeringspraktijk, bijvoorbeeld bij oude muziek die “authentiek” door jongenskoren moet worden uitgevoerd? Factoren die bepaald worden door de maatschappelijke situatie, waarvan de initiatiefnemer direct deel uitmaakt. Het grote gevaar bij kinderkoren is in dit opzicht de onmondigheid
van kinderen en het onvermogen uitbuiting te onderkennen.
De volgende vragen zouden kunnen helpen om inzicht te krijgen in welke doelstelling bij je past.
- Wat spreekt je het meeste aan als ik aan het dirigeren van een kinderkoor denk?
– het repeteren met de kinderen
– het verzorgen van optredens - Wat voor soort repertoire wil ik graag zingen met de kinderen?
– religieuze muziek
– wereldlijke muziek
– volksmuziek
– wereldmuziek
– lichte muziek
-… - Wat lijkt je het fijnste:
– een eigen kinderkoor oprichten
– een kinderkoor overnemen
– een kinderkoor dirigeren dat onderdeel is van een organisatie - Wat zou je het liefste doen:
– voltijds met het kinderkoor bezig zijn
– één keer per week repeteren
– … - Wat vind je dat kinderen na hun kinderkoortijd zouden moeten kunnen en kennen?
– liederen na kunnen zingen
– de notennamen kennen en van blad kunnen zingen
– enige kennis hebben van muziektheorie en muziekgeschiedenis
– belangrijk historisch repertoire hebben leren kennen - Als je later een oud-koorlid vraagt “Wat vond je de mooiste ervaring in het kinderkoor?”, wat hoop je dan te horen?
Als je deze vragen allemaal hebt overwogen, is er meer duidelijkm over de richting die je zelf prettig vindt. Ik adviseer je om dan eens met een collega te praten van een kinderkoor dat jij graag zelf zou willen hebben. Vraag wat er allemaal bij komt kijken, wat de valkuilen zijn en waar je zeker rekening mee moet houden.
De gevolgen van het kiezen van doelen voor de kinderen
De keuze van de doelstelling is een zaak van de volwassenen. Bij jonge kinderen kiezen de ouders en bij iets oudere kinderen zijn zij het zelf die dan kiezen om bij een bepaald koor met een specifieke doelstelling aan te sluiten. Koren die over de jaren heen al te strak vasthouden aan een beperkte doelstelling, verliezen soms een belangrijk gegeven uit oog: kinderen zitten in een ontwikkelingsproces en dat legt ook verantwoordelijkheid bij elke volwassene die hiermee bezig is. Zo kan het zijn dat kinderkoren die enkel het geven van concerten beogen, en dus niet aan andere belangen hoeven te denken, kunnen leiden tot een vorm van “exploitatie” van het kind. Wie kent niet uit de verhalen van Dickens de jongetjes die voor hun levensonderhoud, of liever dat van hun “beschermheer”, de straat op moesten om o.a. te zingen. In sommige gevallen schromen volwassenen niet kinderen uit te buiten om er zelf financieel beter van te worden. Helemaal griezelig wordt het wanneer ook de ouders bij dit para-commerciële prestatiespel worden betrokken. Er bestaan zelfs kinderkoren die aan ouders dividend uitkeren over gemaakte winsten!
Gelukkig hebben we in Nederland een arbeidsinspectie die hierop toeziet.
Bij de kerkelijke- en sociale kinderkoren bestaat dit gevaar niet, omdat er voldoende relativerende invloed van niet muzikale aard aanwezig zal zijn. In deze gevallen schuilt het gevaar meer in het isolement waarin deze koren terecht kunnen komen. Juist omdat de muziek niet voorop staat, is er dikwijls geen aansluiting bij het reguliere muziekleven wanneer de kinderen wat ouder zijn. Het gekozen repertoire en de algehele aanpak werken dat in de hand. Juist door de beperkte repertoirekeuze: er is immers geen prikkel om nieuwe gebieden te verkennen ; de kinderen worden slechts met eenzijdigheid opgevoed. Dit niet ten nadele van de kinderkoren die zich specialiseren, maar daarnaast de kinderen in hun kinderkoortijd toch kennis laten maken met een diversiteit aan stijlen.
De groep kinderkoren die zich louter richt een opvoedingsdoel, kent ook haar problemen. Een dergelijke doelstelling sec, is typisch rationeel. Een doelstelling dus die meer de ouders aanspreekt dan de kinderen. Vergelijkend met het leren lopen, probeert een kind niet de eerste stappen te zetten omdat het weet dat het daardoor goed zal leren lopen. Nee, het kind zal de eerste stappen zetten omdat het naar iets of iemand toe wil. De volwassene is op dit concrete terrein zeer creatief in het bedenken van telkens nieuwe uitdagingen die hetzelfde oefenen: de beweging van het lopen. Zo zou een doelstelling van opvoedende aard ook gecombineerd kunnen worden met een uitvoeringsdoel. Een podium is voor elke artiest belangrijk om alert te blijven, en de voortdurend terugkerende prikkel om te blijven studeren, te blijven perfectioneren, te
blijven proberen de eigen talenten zo goed mogelijk te gebruiken. Frappant is de laatdunkendheid waarmee veel musici op deze kinderkoren neerkijken. Zij brengen niet het grote repertoire meent men. Niet beseffend dat eenstemmigheid bijzonder veeleisend is, en dat het zingen van een simpel maar goed volkslied of canon geen sinecure is indien dit muzikaal goed verzorgd moet gebeuren. Vaak is het ook zo dat er in muzikale kennis en vaardigheden hiaten waarneembaar zijn, die dan in veel gevallen
door pedagogische begaafdheid worden gecompenseerd.
Concluderend zou het ideaal kunnen bestaan uit een combinatie van doelstellingen. Juist dan kan een maatschappelijke functie samengaan met een pedagogische investering in de volwassenen van de toekomst. Juist deze gedachte bepaalt het grote belang dat moet worden toegekend aan goed zingende kinderkoren die waarborgen dat kinderen met plezier, maar ook met kennis van zaken musiceren. Met opzet gebruik ik de term “musiceren”. Een goed kinderkoor zal kinderen deze mogelijkheid willen bieden. Indien wij als samenleving kinderen serieus nemen en ervoor zorgen dat ze ons later niet kunnen verwijten dat wij het hun niet geleerd hebben om te zingen op een leeftijd waarop de gevoeligheid voor deze zaken het grootst is. Niet voor niets is in vele landen het zesde of zevende levensjaar het moment waarop men bewust met leerzaken begint. Wat is erop tegen om ook de muziek daarin te betrekken? Juist kinderen moeten we het beste bieden dat we hebben. Onze kinderkoren zouden juist de beste pedagogen en de beste dirigenten verdienen. Als de dirigent niet goed toegerust is, kan een volwassene die in koor zingt zelf beslissen en voor een ander koor kiezen. Een kind is overgeleverd aan de dirigent en kan naast stemafwijkingen ook nog een aversie tegen zingen krijgen die een mensenleven kan duren. Laten we daarom de kinderkoorzang serieus nemen en een evenwichtige verantwoorde doelstelling kiezen, die getuigt van respect voor het kind.
Inbedding in een bestaande structuur
In die gevallen waarin een kinderkoor is aangehaakt aan een bestaand instituut zoals school of kerk, is de kans op continuïteit meestal groter. De persoon van bestuurslid of dirigent verdwijnt meer op de achtergrond, waardoor de verantwoording voor de doorgaande lijn meer naar het instituut wordt geschoven.
Het is belangrijk om te zorgen dat in de doelstelling van het instituut ook werkelijk het instandhouden van het kinderkoor is opgenomen. Pas dan is continuïteit gewaarborgd. In die gevallen waarin deze expliciete formulering ontbreekt, is men toch weer overgeleverd aan de wind die er waait. Dat dit zeer gevaarlijk kan zijn is voor te stellen. Neem bijvoorbeeld de stromingen binnen de kerken. Bij wisseling van de wacht is soms ook het repertoire aan een grote censuur onderworpen geweest. Er is dus veel te zeggen voor de binding met een instituut, mits goed omschreven in de statuten van een dergelijke instelling.